In de jaren 70 van de vorige eeuw stond op de plek van herberg het Rode Hart een pakhuis, inmiddels is deze opslagruimte verbouwd tot woonhuis.
In de jaren 70 van de vorige eeuw stond op de plek van herberg het Rode Hart een pakhuis, inmiddels is deze opslagruimte verbouwd tot woonhuis. Foto: Stichting Oud Geervliet

Stadsherberg het Rode Hart

Herbergen waren vroeger nog veel belangrijker dan hotels in onze dagen. Je moet in deze tijd al een flink eind van huis zijn als je op dezelfde dag niet meer terug kunt reizen. In vroeger tijden was je al gauw meerdere dagen onderweg. Dan was je voor overnachting aangewezen op de hotels van die tijd: de herbergen. Daar moeten we ons niet al te veel luxe bij voorstellen. Vooral privacy was soms ver te zoeken. In kleinere plaatsen waren de herbergen ook ontmoetingsplaatsen voor de plaatselijke bevolking, te vergelijken met onze cafés.

Stadsherbergen werden letterlijk geëxploiteerd door de stad. Maar de aanduiding werd ook gebruikt als het stadsbestuur er vergaderde. De herberg was dus ook rechthuis. Dat was ook in Geervliet lange tijd het geval. Hoewel het uit 1346 stammende gasthuis al vóór 1515 in gebruik komt als stadhuis is dat toch voornamelijk een opslagplaats voor voorraden hout, stenen en zand voor gebruik aan wegen en sluizen. Ook de stadswaag en de slachthal zijn erin ondergebracht. Rond 1550 maakt men er een bescheiden vergaderkamer in.
We moeten de etage bij dit alles wegdenken. Die kwam er pas in 1634 en was bestemd voor het Dijkcollege van Putten, voorloper van onze waterschappen. Dat college had die opbouw ook betaald.

Het stadsbestuur van Geervliet vergaderde nog lang in de herberg Het Rode Hart aan wat nu de Kaaistraat heet. Aangezien de schepenen ook de plaatselijke rechtbank vormden waren er in het Rode Hart ook rechtszittingen. Als aanklager fungeerde meestal de stadhouder van de Ruwaard van Putten, maar bij zware misdrijven kwam de Ruwaard ook wel zelf. Die was immers ook schout van Geervliet. Dat was het geval toen in 1664 Ruwaard Cornelis de Witt in de rechtskamer verscheen en er de doodstraf eiste in een moordproces.

Ter wille van de rechtspraak was er in het Rode Hart ook een gijzelkamer aanwezig. Wie tot betaling van een boete veroordeeld was bleef er (op eigen kosten) in gijzeling tot de geldstraf was voldaan. De gijzelkamer bleef overigens ook dienen als logeerkamer voor gasten.
Dat moest ook wel want al met al telde de herberg vijf kamers, twee keukens en een zolder.

Daar moesten dan wel twaalf bedsteden en ledikanten een plek krijgen.

Ook de gelagkamer maakte deel uit van dat aantal. Daar aten de gasten, maar ook de Geervlieters kwamen er wat drinken. In later jaren kwam het Dijkcollege er nog altijd de grote maaltijden houden bij het afhoren van de rekening of het schouwen van de dijken.

In 1752 vertrok Arie van Willigen, de laatste waard van het Rode Hart, naar Amsterdam en de herberg werd opgeheven. De maaltijden van het Dijkcollege werden daarna gehouden in het stadhuis. Daar maakte het stadsbestuur trouwens al enige tijd gebruik van de bovenverdieping.
Dat was er zo ingeslopen toen een burgemeester van Geervliet ook heemraad was en dus met de sleutels van de bovenzaal op zak liep. In 1785 betaalde het dijkcollege nog éénmaal de kosten van reparaties en schonk de verdieping daarna aan de stad. Die enkele keer per jaar dat men er nog gebruik van maakte huurde men de zaal van de stad. Wel zo voordelig.

Herberg het Rode Hart is voor een klein gedeelte nagebouwd en te zien in Museum Stadhuis Geervliet. De tentoonstelling is te zien op zaterdag van 10.00 tot 17.00 uur en op zondag van 13.00-17.00 uur. De toegang is vrij. De tentoonstelling over de gebroeders De Witt in Historisch Museum Den Briel is te bezoeken van dinsdag t/m zaterdag van 10.00 tot 17.00 uur en op zondag van 13.00 tot 17.00 uur. Entree 4-17 jaar € 2,00, vanaf 18 jaar € 4,00. Woensdag vanaf 13.30 uur gratis entree.