Fluitschepen, Wenceslaus Hollar, 1647, collectie: Rijksmuseum Amsterdam
Fluitschepen, Wenceslaus Hollar, 1647, collectie: Rijksmuseum Amsterdam Foto: collectie: Rijksmuseum Amsterdam

Kind van de rekening

Actueel 559 keer gelezen

Kijkt u even mee in het Geervlietse doopboek. Een aantekening van 15 februari 1665: 'gedoopt het hoerekint Isaac'. Daar is geen woord Frans bij. In onze Gouden Eeuw had men het niet zo op verhullend taalgebruik. De moeder wilde (of - erger nog - kon) geen vader noemen. Vandaar. Dat betekende ook meteen dat haar door het stadsbestuur als Oppervoogden het ouderlijk gezag over de boreling werd ontnomen. Economisch niet in staat en zedelijk niet bekwaam om een kind op te voeden.

Felix van Hoorn

Zo kwam Isaac al meteen na zijn geboorte onder de vleugels van de plaatselijke armenzorg, de Grote of Heilige Geestarmen van Geervliet. De armmeesters voerden een zuinig, maar voor die tijd humaan beleid. Jaarlijks moesten ze daarover verantwoording afleggen voor schout, burgemeester en schepenen. Die rekeningen bleven voor een groot deel bewaard. Zo kunnen we aan de hand van de cijfers het wel en wee van Isaac volgen.
Het was zaak zo'n kind in een gezin onder te brengen. Dat ging bij aanbesteding. Wie er het minst voor vroeg kreeg hem toegewezen. Dat werd het gezin van metselaar Jan Willemsz Cuijper, voor een 'hougelt 'van tien stuivers per week. Eten en slapen, veel meer doet zo'n kleintje niet. Later volgen weer nieuwe kostadressen. Dat 'hougelt' (steeds een beetje meer) was ook alleen maar voor voedsel en onderdak. Alles wat de jongen verder nodig had werd door de armmeesters bij de plaatselijke ambachtslieden besteld en betaald. Willem Ariens Pijl maakte in 1669 Isaacs eerste schoentjes. Jan Thomasz van der Mast leverde linnen en wollen kleding. Zelfs een hoedje van 15 stuivers staat keurig vermeld.
Als Isaac 13 jaar wordt vinden de armmeesters dat hij zelf maar eens een deel van de onkosten moet gaan verdienen. Of het zijn eigen keuze was is onbekend, maar Isaac ging varen. Eerst nog niet zo ver weg. Maar een jaartje varen naar de landen rond de Middellandse Zee leverde in 1679 toch al 70 pond op. Dat waren voor de armenkas geen netto-inkomsten, want een zeeman heeft zo het een en ander nodig. Bijvoorbeeld een zeemanskist en dekens. En dat staat dan weer netjes in de rekening opgevoerd als uitgave. Elke keer als hij thuiskwam heeft men ook 'al sijn goet late verstellen en wassen'.
In 1681 is Isaac 16 jaar en dus klaar voor het grotere werk. Armmeester Engel Pietersz Keijser gaat met hem naar Delft en weet hem aan te monsteren voor een 'oostindische reijss'. Hij krijgt er meteen een maandbrief bij, zodat hij Isaacs gage elke maand kan opnemen. Dan moet er natuurlijk een stevige kist met slot komen En een zeeman zonder een paar flinke messen dat is ook maar niks. Een psalmenboek mag niet ontbreken evenmin als tinnen lepels en een pak linnengoed. De jongen krijgt zelfs drie stopen brandewijn mee (samen toch zo'n zes liter) en twee pond tabak. Op 7 mei is het dan zover. Armmeester Keijser brengt hem zelf naar Hellevoetsluis en laat zich met hem aan boord roeien om hem persoonlijk over te dragen. Dat klinkt allemaal heel vaderlijk en bezorgd. Maar er zit nog een andere kant aan. In Isaac is inmiddels heel wat geld geïnvesteerd en het zal je maar gebeuren dat je later te horen krijgt dat hij nooit aan boord gearriveerd is.
Aan de binnenkomende gage valt te zien dat Isaac meerdere malen op Oost en West-Indië voer. Ook voor een reis ter walvisvaart naar Groenland wordt 58 pond ontvangen.
In 1686 lijkt er iets mis te gaan. Isaac wordt in Den Briel van zijn schip gezet. Was hij onwillig? Of misschien ziek? Met een matroos die al bij afvaart ziek is wil niemand in zee. De uitgave van 14 stuivers voor suiker en mosterdzaad wijst in die richting. Mosterdzaad werd vaak gebruikt in trekpleisters. Isaac wordt door Keijser weer aan boord gebracht maar neemt ook Isaac Rasser mee, de Geervlietse dienaar van justitie. Aangemonsterd is aangemonsterd en die jongen mankeert niets dat niet met een trekpleister te genezen is. Zo zal hij het wel gespeeld hebben, met de diender als dreigement op de achtergrond.
Al met al moet Isaac binnen de armenzorg van zijn jaren een succes zijn geweest. Zo zelfs dat niemand minder dan ruwaard Johan Boreel van zijn waardering blijk geeft door ruim 11 pond te schenken voor een nieuwe jas.

Oud is Isaak niet geworden. Zulke lange reizen waren geen pleziervaart. In de armenrekening van 16906/98 wordt hij voor het laatst vermeld. De beurtschipper Dirk Lieve heeft op de 'Oostindische Camer' in Rotterdam 125 pond opgehaald, de gage die Isaac nog tegoed had. Als we dan ook nog lezen dat de secretaris een kopie van het testament heeft geschreven wordt ons vermoeden bevestigd. De Grote Armen van Geervliet zijn natuurlijk erfgenaam. Voor wat hoort wat.

Kijk voor het laatste lokale nieuws uit Nissewaard op www.grootnissewaard.nl

Stuur jouw foto
Mail de redactie
Meld een correctie

Uit de krant

Uit de krant